'Meisjesbesnijdenis heeft wel degelijk met de islam te maken'
Bron : trouw - door : Maurice Blessing - 23 februari 2014
© Corbis.
.
Bron : trouw - door : Maurice Blessing - 23 februari 2014
© Corbis.
ESSAY Tijdens de jaarlijkse dag tegen genitale verminking dook het taboe weer op: meisjesbesnijdenis heeft niets te maken met de islam. Toch roept de sharia ertoe op.
Zoë was vijf jaar oud in 2009, toen ze kort in het nieuws was. Haar clitoris was weggesneden. Net als een deel van haar schaamlippen. "Papa heeft geknipt", luidde haar verklaring bij de politie. Daarbij zou een botte schaar zijn gebruikt, wat het ruwe, halfslachtige resultaat kan verklaren. Haar vader, een 29-jarige Nederlander van Marokkaanse herkomst die zich op het islamitisch geloof had gestort, werd door het Openbaar Ministerie in staat van beschuldiging gesteld. Dit was het startschot voor een stortvloed aan ongefundeerde meningsvorming. In een opmerkelijke bijdrage in NRC verketterde toenmalig powerfeministe Heleen Mees, bijgestaan door haar gelegenheidssouffleur moslimzaken Mohammed Benzakour, iedereen die een verband durfde te leggen tussen islam en vrouwenbesnijdenis. Vrouwenbesnijdenis was namelijk 'geen islamitisch gebruik' maar 'een oud-Afrikaanse praktijk die nergens in de Koran wordt genoemd'. En hoewel Mees en Benzakour te jong zijn om persoonlijk onder de lakens van de profeet te kunnen hebben gegluurd, wisten ze stellig te vermelden dat diens vrouwen en dochters niet 'onder het mes zijn gegaan'. Mohammed zou zelfs pogingen hebben gedaan 'dit wrede gebruik uit te bannen.' Als aanvullend bewijsstuk poneerden de twee de stelling dat in Indonesië, 'het grootste moslimland ter wereld', meisjesbesnijdenis 'niet voorkomt'.
Geen weerlegging
De slagroom op de taart moest dan nog volgen. Want, aldus de auteurs in een onnavolgbare U-bocht, mochten Nederlandse moslims in de toekomst tóch massaal uit religieuze overwegingen tot besnijdenis van hun dochters overgaan, dan was dit alvast de schuld van 'Hirsi Ali en alle PvdA-gerelateerd mediakabaal'. Voor alle duidelijkheid: hier werd iedere speculatie over een oorzakelijk verband tussen geloof en vrouwenbesnijdenis bestempeld tot medeplichtigheid aan een ernstige misdaad. Dat is wellicht de reden geweest dat in de NRC geen feitelijke weerlegging volgde - niet door academische specialisten en niet door de wetenschapsredactie. Echt door helemaal niemand? Nee: een dappere schrijver-dichter genaamd Rudy Kousbroek, geboren op Sumatra, durfde het aan in de krant te reageren. Vier jaar eerder, schreef Kousbroek, was hem tijdens een reis door Indonesië opgevallen hoezeer zijn geboorteland was veranderd. Op de terugvlucht was hij in gesprek geraakt met een Indonesische arts. Kousbroek had zijn verbazing geuit over "de snelle opmars van de islam op Java en vooral door de gelijktijdige vervanging van de vertrouwde sarong-kabaja door de Arabische hobbezak-met-hoofddoekje. Ik zou er nog meer moeite mee hebben als ik wist wat er onder die kleren schuilging, zei de arts, en hij vertelde mij dat de opmars van de islam op Java gepaard ging aan een opmars van de vrouwenbesnijdenis. Het ging niet om een 'symbolisch kerfje', zo maakte hij duidelijk, maar om clitoridectomie naar Arabisch voorbeeld. Deze besnijdenis kwam weliswaar niet voor in de Koran, maar was niettemin een ritueel dat behoorde bij de bekering, in parallel met de besnijdenis voor mannen." Maar toen Kousbroek, eenmaal teruggekeerd in Nederland, over die ervaring vertelde, was hij 'door een horde van zelfbenoemde experts' van 'laster' beschuldigd. Hij had zijn 'koloniale mond' moeten houden, en had 'na enige schermutselingen' besloten aan dat advies gevolg te geven.
Kousbroek overleed in 2010. Er valt dus niet meer te achterhalen wie die 'zelfbenoemde experts' waren. Maar verbazingwekkend is zijn intimiderende ervaring zeker niet, aangezien nog in 2006 een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid verscheen, getiteld 'Klassieke sharia en vernieuwing', waarin letterlijk wordt gesteld dat vrouwenbesnijdenis 'ten onrechte' wordt toegeschreven aan 'de islam' (opvallend detail: in de literatuurlijst van dit rapport is een artikel te vinden uit de gezaghebbende International Journal of Middle East Studies, waarin de relatie tussen vrouwenbesnijdenis en de klassieke sharia/ islam juist uitgebreid wordt onderbouwd).
Clitoridectomie
Gelukkig lijkt Kousbroek nu postuum gerehabiliteerd te worden. Want wat blijkt uit nieuw onderzoek in niet-Afrikaanse landen? Dat er sprake is van ernstige 'onderrapportage' door de VN van het wereldwijde fenomeen vrouwenbesnijdenis, omdat deze organisatie haar data altijd uitsluitend op het Afrikaanse continent verzamelde. Niet opgenomen in de VN-statistieken zijn de moslimvrouwen uit het Midden-Oosten en Oost-Azië. Op grond van fragmentarisch onderzoek mogen we aannemen dat daar tientallen miljoenen moslima's zijn besneden. Alleen al in Maleisië is 94 procent van de vrouwen, 14 miljoen, besneden. Op West-Java en Sumatra blijkt de ingreep vrijwel collectief te worden toegepast. Dan spreek je al snel over enkele tientallen miljoenen vrouwen. In de overige delen van Indonesië, waar de islam een kortere geschiedenis kent, neemt de populariteit van 'clitoridectomie' sterk toe. De ingreep wordt dan ook goedgekeurd door de Indonesische Raad van Ulama (een semi-overheidsorgaan van islamitische schriftgeleerden) en 's lands grootste moslimorganisatie, de Nahdlatul Ulama. In een willekeurig onderzocht Arabisch land als Oman blijkt zo'n 80 procent van de vrouwen besneden te zijn. "Overal waar je onderzoek doet, vind je aanwijzingen voor FGM" (de Engelse afkorting voor genitale verminking van vrouwen), zo citeert de Volkskrant een onderzoeker van de Duits-Koerdische organisatie Wadi, die ook de situatie in Noord-Irak onderzocht. "Maar het is nooit serieus genomen." We weten nu dat Kousbroek geen abjecte koloniale moslimhater of misogyne fantast was. Dat is nuttig. Dat deze praktijk niet alleen in 'donker Afrika', maar ook in het Midden-Oosten en Azië miljoenen vrouwen treft, is lang 'onbekend' gebleven omdat het de hulporganisaties beter uitkwam om vooral de schijn te vermijden dat de strijd tegen de besnijdenis een strijd tegen de islam is. Ik kom daar later op terug.
Zelf controleren
Maar waarom besnijden veel moslims hun dochters, terwijl er niets over in de Koran staat? Die vraag is makkelijk te beantwoorden. Ze komt voort uit een uiterst weerbarstig misverstand: namelijk dat de Koran de belangrijkste bron zou vormen voor de sharia - de traditionele leefregels van de islam. Maar dat is geenszins het geval. Het islamitische Heilige Boek is daarom ook niet bruikbaar als Enkhuizer Almanak voor moslimzaken - al wordt die indruk op de opiniepagina's vaak gewekt.
© VI/HH. De snij- en knipattributen liggen klaar in Bandung (Indonesië). Nu is het wachten op maar
liefst 248 moslimmeisjes die collectief zullen worden besneden. Vroedvrouwen gaan de ingrepen
aan de geslachtsdelen uitvoeren, ter gelegenheid van de verjaardag van de profeet Mohammed.
Volgens de vrouwen verhoort Allah geen gebeden van onbesneden meisjes.
Dat kunt u zelf eenvoudig controleren. Neem een koran ter hand, of google een vertaling op het internet. Gaat u vervolgens bij uzelf na welke sharia-voorschriften ('islamregels') u kent, en probeert u deze regels eens in uw koran terug te vinden. Daar gaan we: de plicht van vrouwen om hoofddoekjes te dragen ... Nee, helaas, staat er niet in. Eens kijken ... het bestraffen van overspelige vrouwen door steniging! Nee, ook niet. Gek is dat ... Besnijdenis van mannen dan? Neen. Helemaal niets over terug te vinden! Ziet u wel? Waarom zou deze eenvoudige methode nu niet werken bij opiniemakers? Nu wilt u natuurlijk weten waar de grote meerderheid van de islamitische leefregels dán vandaan komt. Het eenvoudigste antwoord luidt: uit het gewoonterecht van het pre-islamitische Midden-Oosten. Dit werd voor de komst van de islam, in de zevende eeuw, in het Arabisch sunna genoemd, 'het voorbeeld dat nagevolgd dient te worden'. En inderdaad werd dit begrip later geïslamiseerd tot wat de Palestijns-Amerikaanse wetenschapper Wael Hallaq, 's werelds meest vooraanstaande kenner van de klassieke sharia, 'de profetische sunna' noemt: het voorbeeldgedrag van 'de Profeet' en zijn metgezellen.
Heersende norm
Deze laatste, geïslamiseerde sunna werd door de religieuze elites van de vroege moslimgemeenschappen overgedragen in de vorm van vrome anekdotes over de tijd van de profeet: de zogenaamde 'hadiths'. Het is in deze hadiths - waarmee oude, pre-islamitische normen en regels die niet in de teksten van de Koran voorkwamen konden worden 'geïslamiseerd' - dat we de eerste 'schriftuurlijke' verwijzingen naar vrouwenbesnijdenis terugvinden. Wat daarbij opvalt is dat in de betreffende hadiths niet zozeer tot vrouwenbesnijdenis wordt opgeroepen, maar dat de ingreep als heersende norm wordt voorondersteld. Zo wordt de seksuele daad vaak omschreven als 'wanneer de twee besnijdenissen elkaar ontmoeten' of 'als de ene besnijdenis de andere raakt'. De schriftgeleerden gingen er dus vanuit dat zowel de moslimse man als vrouw besneden was. Dat dit ook in de praktijk bij in ieder geval een deel van de Arabische vrouwen het geval was, blijkt uit andere, niet-religieuze bronnen. Zo komen we in de klassieke Arabische literatuur de grove belediging 'zoon van de clitorissnijder' tegen. Niet alle middeleeuwse juristen behandelen het onderwerp vrouwenbesnijdenis. Maar wanneer zij dit wél deden - en dat waren niet de minsten onder hen - dan waren ze bijna zonder uitzondering enthousiast over het gebruik. Zo noemde de middeleeuwse Hanbalitische rechtsgeleerde Ibn Qayyim (tegenwoordig vaak aangehaald door salafisten) het besnijden van de clitoris 'een bewijs van dienstbaarheid aan God'. Het besnijden van vrouwen paste dan ook binnen het meer algemene streven van de, zonder uitzondering mannelijke, rechtsgeleerden om de seksualiteit van de vrouw te beteugelen. Zij had recht op haar seksueel genot - zij moest wel gemotiveerd blijven om kinderen te baren en haar man te bevredigen - maar het mocht niet al te gek worden. Een 'gelimiteerd' wegsnijden van de clitoris paste binnen dit ideaalbeeld. En zie: ook voor dit doel bleek een hadith te zijn overgeleverd. Zo zou de profeet een besnijdster in Medina hebben opgedragen: "Haal het niet helemaal weg, want dat is beter voor de vrouw en heeft de voorkeur van de man." Dat zelfs de schriftgeleerden erkenden dat deze hadith op discutabele wijze was overgeleverd, weerhield hen er niet van hem als bron voor de Wet te gebruiken. Zo kwamen zowel soennitische als sjiitische geleerden uiteindelijk tot de conclusie dat de besnijdenis van islamitische meisjes ofwel sunna (aanbevolen dus) dan wel 'verplicht' was.
Privésfeer
Dat brengt ons bij de vraag hoe bovenstaande kennis, te vinden in bijna iedere universiteitsbibliotheek in Nederland, voor het grote publiek zo lang verborgen heeft kunnen blijven. Veel onderzoekers zijn waarschijnlijk misleid door het taboe waarmee het gebruik ook in de moslimwereld zelf nog altijd wordt omgeven. Arabische bedoeïenen gebruikten niet voor niets het woord sirr ('geheim') voor vrouwenbesnijdenis. En waar de besnijdenis van jongetjes in de islamitische wereld in het openbaar wordt gevierd, speelt die van jonge meisjes zich geheel in de privésfeer af. Geen man of buitenstaander mag erbij zijn. Ook racistische vooronderstellingen zullen een rol te hebben gespeeld. Zo gingen antropologen er automatisch van uit dat een dergelijk 'barbaars' gebruik uit 'donker Afrika' afkomstig moest zijn. Nog altijd wordt door antropologen beweerd dat de term 'faraonische besnijdenis' (de meest ingrijpende vorm) op een Egyptische en dus Afrikaanse herkomst wijst. Opvallend genoeg zien de Soedanezen die deze versie toepassen dat zelf anders. Voor hen bewijst die benaming juist dat de traditie oorspronkelijk uit het nóórden komt. Uit de Arabische wereld dus. Maar de belangrijkste reden voor de onbekendheid is waarschijnlijk de huiver onder activisten dat hun strijd tegen vrouwenbesnijdenis zal worden beschouwd als een strijd tegen de islam als geheel, zodra er een link tussen die twee wordt gelegd.
Sharia-traditie
Zoiets hebben we de afgelopen decennia vaker gezien: bij djihad en islam. Politiek geïnspireerde wetenschappers, auteurs en activisten hebben zich enorm ingespannen om de relatie ertussen te ontkennen. De gedachte daarachter: als we 'islam' en 'djihad' ontkoppelen, dan kunnen we het laatste fenomeen veel effectiever bestrijden. Eén blik op het huidige Midden-Oosten is genoeg om het failliet van die redenering aan te tonen. Het bespreekbaar maken van de relatie tussen de sharia-traditie en vrouwenbesnijdenis of djihad maakt niet van iedere moslim automatisch een 'besnijder' of 'terrorist'. Waar het wel toe zal leiden is iets waar een enorme behoefte aan bestaat in onze samenleving: namelijk het vergaren van meer inzicht in het proces van identiteitsvorming door moderne moslims. Zoals bekend gebruiken velen de eeuwenoude sharia-traditie (vrij toegankelijk via internet) als grabbelton om een 'unieke', vaak expliciet niet-westerse, 'moslimidentiteit' te creëren. En daarbij zijn natuurlijk die elementen het interessantst die haaks lijken te staan op 'westerse' waarden en normen. Misschien verklaart dit waarom wereldwijd onder moslims de populariteit van vrouwenbesnijdenis lijkt toe te nemen, juist op het moment dat het gebruik volgens de statistieken áfneemt onder niet-moslims. En, ook niet onbelangrijk, het verschaft ons informatie waarmee vrouwenbesnijdenis via de rechtbank effectief kan worden bestreden. De vader van Zoë werd vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs. Bij die beslissing speelde, volgens een verslag in Trouw, mee dat hij nota bene als Nederlands-Marokkaanse born-again moslim geen overtuigend motief had. De rechter had vast anders geoordeeld als hij meer inzicht had gehad in het verband tussen de islamitische sharia-traditie, moslimse identiteitsvorming en clitoridectomie (en ook als de verdachte een 'zwarte' Afrikaan uit de officiële 'risico-categorieën' van de overheid was geweest.
Geen onderwijs
Ook de preventie zou gebaat zijn bij meer openheid over de relatie tussen vrouwenmishandeling en religieuze tradities. Vanwege het zware taboe op dit onderwerp tasten hulpverleners hier vaak in het duister. Want wat is nu precies een religieuze traditie en hoe ontwikkelt die zich? Wat voor rol speelt een dergelijke traditie in het krachtenveld van 'actoren' binnen een gezin, of een gemeenschap? Waarom worden tradities door sommigen binnen die gemeenschap bestreden en door anderen juist gepromoot? Dit leer je niet op de opleidingen voor maatschappelijk werk of op de huisartsenopleiding. Want wie zou dat moeten doen? En op basis van welke informatie? De universitaire studie van de sharia houdt zich, weet ik als sharia-docent, niet met zulke vragen bezig. Theorieën over de rol van sharia-tradities in moderne samenlevingen worden er (nog) niet ontwikkeld, laat staan toegepast. Terwijl die bijzonder waardevol zouden zijn. Als de overheid écht werk wil maken van de bestrijding van vrouwenbesnijdenis, dan zal ze universiteiten moeten stimuleren om dit thema unverfroren te gaan bestuderen. Nederland geeft vanouds prioriteit aan onderzoek naar de relatie tussen sharia en staat, of de ontwikkeling van een 'liberale islam'. Maar bij relevant onderzoek horen ook hete hangijzers, zoals de relatie tussen sharia en vrouwenbesnijdenis (en die tussen religie en eerwraak). De feiten erover zijn zoals ze zijn. Grondig onderzoek ernaar zal zeker wrijvingen opleveren. maar we hoeven niet bang te zijn dat het gesprek erover 'over de hoofden van de moslims heen' wordt gevoerd. Want veel jonge moslims - de vrouwen in nóg groteren getale dan de mannen - melden zich aan de laaglandse universiteiten. Zij kunnen, net als iedere andere betrokken Nederlander, volop deelnemen aan discussie en onderzoek.
Maurice Blessing (1968) is arabist en publiceert over geschiedenis en het Midden-Oosten. Hij doceerde sharia (islamitisch recht en moraal) aan de UvA.
Zoë was vijf jaar oud in 2009, toen ze kort in het nieuws was. Haar clitoris was weggesneden. Net als een deel van haar schaamlippen. "Papa heeft geknipt", luidde haar verklaring bij de politie. Daarbij zou een botte schaar zijn gebruikt, wat het ruwe, halfslachtige resultaat kan verklaren. Haar vader, een 29-jarige Nederlander van Marokkaanse herkomst die zich op het islamitisch geloof had gestort, werd door het Openbaar Ministerie in staat van beschuldiging gesteld. Dit was het startschot voor een stortvloed aan ongefundeerde meningsvorming. In een opmerkelijke bijdrage in NRC verketterde toenmalig powerfeministe Heleen Mees, bijgestaan door haar gelegenheidssouffleur moslimzaken Mohammed Benzakour, iedereen die een verband durfde te leggen tussen islam en vrouwenbesnijdenis. Vrouwenbesnijdenis was namelijk 'geen islamitisch gebruik' maar 'een oud-Afrikaanse praktijk die nergens in de Koran wordt genoemd'. En hoewel Mees en Benzakour te jong zijn om persoonlijk onder de lakens van de profeet te kunnen hebben gegluurd, wisten ze stellig te vermelden dat diens vrouwen en dochters niet 'onder het mes zijn gegaan'. Mohammed zou zelfs pogingen hebben gedaan 'dit wrede gebruik uit te bannen.' Als aanvullend bewijsstuk poneerden de twee de stelling dat in Indonesië, 'het grootste moslimland ter wereld', meisjesbesnijdenis 'niet voorkomt'.
Geen weerlegging
De slagroom op de taart moest dan nog volgen. Want, aldus de auteurs in een onnavolgbare U-bocht, mochten Nederlandse moslims in de toekomst tóch massaal uit religieuze overwegingen tot besnijdenis van hun dochters overgaan, dan was dit alvast de schuld van 'Hirsi Ali en alle PvdA-gerelateerd mediakabaal'. Voor alle duidelijkheid: hier werd iedere speculatie over een oorzakelijk verband tussen geloof en vrouwenbesnijdenis bestempeld tot medeplichtigheid aan een ernstige misdaad. Dat is wellicht de reden geweest dat in de NRC geen feitelijke weerlegging volgde - niet door academische specialisten en niet door de wetenschapsredactie. Echt door helemaal niemand? Nee: een dappere schrijver-dichter genaamd Rudy Kousbroek, geboren op Sumatra, durfde het aan in de krant te reageren. Vier jaar eerder, schreef Kousbroek, was hem tijdens een reis door Indonesië opgevallen hoezeer zijn geboorteland was veranderd. Op de terugvlucht was hij in gesprek geraakt met een Indonesische arts. Kousbroek had zijn verbazing geuit over "de snelle opmars van de islam op Java en vooral door de gelijktijdige vervanging van de vertrouwde sarong-kabaja door de Arabische hobbezak-met-hoofddoekje. Ik zou er nog meer moeite mee hebben als ik wist wat er onder die kleren schuilging, zei de arts, en hij vertelde mij dat de opmars van de islam op Java gepaard ging aan een opmars van de vrouwenbesnijdenis. Het ging niet om een 'symbolisch kerfje', zo maakte hij duidelijk, maar om clitoridectomie naar Arabisch voorbeeld. Deze besnijdenis kwam weliswaar niet voor in de Koran, maar was niettemin een ritueel dat behoorde bij de bekering, in parallel met de besnijdenis voor mannen." Maar toen Kousbroek, eenmaal teruggekeerd in Nederland, over die ervaring vertelde, was hij 'door een horde van zelfbenoemde experts' van 'laster' beschuldigd. Hij had zijn 'koloniale mond' moeten houden, en had 'na enige schermutselingen' besloten aan dat advies gevolg te geven.
Kousbroek overleed in 2010. Er valt dus niet meer te achterhalen wie die 'zelfbenoemde experts' waren. Maar verbazingwekkend is zijn intimiderende ervaring zeker niet, aangezien nog in 2006 een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid verscheen, getiteld 'Klassieke sharia en vernieuwing', waarin letterlijk wordt gesteld dat vrouwenbesnijdenis 'ten onrechte' wordt toegeschreven aan 'de islam' (opvallend detail: in de literatuurlijst van dit rapport is een artikel te vinden uit de gezaghebbende International Journal of Middle East Studies, waarin de relatie tussen vrouwenbesnijdenis en de klassieke sharia/ islam juist uitgebreid wordt onderbouwd).
Clitoridectomie
Gelukkig lijkt Kousbroek nu postuum gerehabiliteerd te worden. Want wat blijkt uit nieuw onderzoek in niet-Afrikaanse landen? Dat er sprake is van ernstige 'onderrapportage' door de VN van het wereldwijde fenomeen vrouwenbesnijdenis, omdat deze organisatie haar data altijd uitsluitend op het Afrikaanse continent verzamelde. Niet opgenomen in de VN-statistieken zijn de moslimvrouwen uit het Midden-Oosten en Oost-Azië. Op grond van fragmentarisch onderzoek mogen we aannemen dat daar tientallen miljoenen moslima's zijn besneden. Alleen al in Maleisië is 94 procent van de vrouwen, 14 miljoen, besneden. Op West-Java en Sumatra blijkt de ingreep vrijwel collectief te worden toegepast. Dan spreek je al snel over enkele tientallen miljoenen vrouwen. In de overige delen van Indonesië, waar de islam een kortere geschiedenis kent, neemt de populariteit van 'clitoridectomie' sterk toe. De ingreep wordt dan ook goedgekeurd door de Indonesische Raad van Ulama (een semi-overheidsorgaan van islamitische schriftgeleerden) en 's lands grootste moslimorganisatie, de Nahdlatul Ulama. In een willekeurig onderzocht Arabisch land als Oman blijkt zo'n 80 procent van de vrouwen besneden te zijn. "Overal waar je onderzoek doet, vind je aanwijzingen voor FGM" (de Engelse afkorting voor genitale verminking van vrouwen), zo citeert de Volkskrant een onderzoeker van de Duits-Koerdische organisatie Wadi, die ook de situatie in Noord-Irak onderzocht. "Maar het is nooit serieus genomen." We weten nu dat Kousbroek geen abjecte koloniale moslimhater of misogyne fantast was. Dat is nuttig. Dat deze praktijk niet alleen in 'donker Afrika', maar ook in het Midden-Oosten en Azië miljoenen vrouwen treft, is lang 'onbekend' gebleven omdat het de hulporganisaties beter uitkwam om vooral de schijn te vermijden dat de strijd tegen de besnijdenis een strijd tegen de islam is. Ik kom daar later op terug.
Zelf controleren
Maar waarom besnijden veel moslims hun dochters, terwijl er niets over in de Koran staat? Die vraag is makkelijk te beantwoorden. Ze komt voort uit een uiterst weerbarstig misverstand: namelijk dat de Koran de belangrijkste bron zou vormen voor de sharia - de traditionele leefregels van de islam. Maar dat is geenszins het geval. Het islamitische Heilige Boek is daarom ook niet bruikbaar als Enkhuizer Almanak voor moslimzaken - al wordt die indruk op de opiniepagina's vaak gewekt.
© VI/HH. De snij- en knipattributen liggen klaar in Bandung (Indonesië). Nu is het wachten op maar
liefst 248 moslimmeisjes die collectief zullen worden besneden. Vroedvrouwen gaan de ingrepen
aan de geslachtsdelen uitvoeren, ter gelegenheid van de verjaardag van de profeet Mohammed.
Volgens de vrouwen verhoort Allah geen gebeden van onbesneden meisjes.
Dat kunt u zelf eenvoudig controleren. Neem een koran ter hand, of google een vertaling op het internet. Gaat u vervolgens bij uzelf na welke sharia-voorschriften ('islamregels') u kent, en probeert u deze regels eens in uw koran terug te vinden. Daar gaan we: de plicht van vrouwen om hoofddoekjes te dragen ... Nee, helaas, staat er niet in. Eens kijken ... het bestraffen van overspelige vrouwen door steniging! Nee, ook niet. Gek is dat ... Besnijdenis van mannen dan? Neen. Helemaal niets over terug te vinden! Ziet u wel? Waarom zou deze eenvoudige methode nu niet werken bij opiniemakers? Nu wilt u natuurlijk weten waar de grote meerderheid van de islamitische leefregels dán vandaan komt. Het eenvoudigste antwoord luidt: uit het gewoonterecht van het pre-islamitische Midden-Oosten. Dit werd voor de komst van de islam, in de zevende eeuw, in het Arabisch sunna genoemd, 'het voorbeeld dat nagevolgd dient te worden'. En inderdaad werd dit begrip later geïslamiseerd tot wat de Palestijns-Amerikaanse wetenschapper Wael Hallaq, 's werelds meest vooraanstaande kenner van de klassieke sharia, 'de profetische sunna' noemt: het voorbeeldgedrag van 'de Profeet' en zijn metgezellen.
Heersende norm
Deze laatste, geïslamiseerde sunna werd door de religieuze elites van de vroege moslimgemeenschappen overgedragen in de vorm van vrome anekdotes over de tijd van de profeet: de zogenaamde 'hadiths'. Het is in deze hadiths - waarmee oude, pre-islamitische normen en regels die niet in de teksten van de Koran voorkwamen konden worden 'geïslamiseerd' - dat we de eerste 'schriftuurlijke' verwijzingen naar vrouwenbesnijdenis terugvinden. Wat daarbij opvalt is dat in de betreffende hadiths niet zozeer tot vrouwenbesnijdenis wordt opgeroepen, maar dat de ingreep als heersende norm wordt voorondersteld. Zo wordt de seksuele daad vaak omschreven als 'wanneer de twee besnijdenissen elkaar ontmoeten' of 'als de ene besnijdenis de andere raakt'. De schriftgeleerden gingen er dus vanuit dat zowel de moslimse man als vrouw besneden was. Dat dit ook in de praktijk bij in ieder geval een deel van de Arabische vrouwen het geval was, blijkt uit andere, niet-religieuze bronnen. Zo komen we in de klassieke Arabische literatuur de grove belediging 'zoon van de clitorissnijder' tegen. Niet alle middeleeuwse juristen behandelen het onderwerp vrouwenbesnijdenis. Maar wanneer zij dit wél deden - en dat waren niet de minsten onder hen - dan waren ze bijna zonder uitzondering enthousiast over het gebruik. Zo noemde de middeleeuwse Hanbalitische rechtsgeleerde Ibn Qayyim (tegenwoordig vaak aangehaald door salafisten) het besnijden van de clitoris 'een bewijs van dienstbaarheid aan God'. Het besnijden van vrouwen paste dan ook binnen het meer algemene streven van de, zonder uitzondering mannelijke, rechtsgeleerden om de seksualiteit van de vrouw te beteugelen. Zij had recht op haar seksueel genot - zij moest wel gemotiveerd blijven om kinderen te baren en haar man te bevredigen - maar het mocht niet al te gek worden. Een 'gelimiteerd' wegsnijden van de clitoris paste binnen dit ideaalbeeld. En zie: ook voor dit doel bleek een hadith te zijn overgeleverd. Zo zou de profeet een besnijdster in Medina hebben opgedragen: "Haal het niet helemaal weg, want dat is beter voor de vrouw en heeft de voorkeur van de man." Dat zelfs de schriftgeleerden erkenden dat deze hadith op discutabele wijze was overgeleverd, weerhield hen er niet van hem als bron voor de Wet te gebruiken. Zo kwamen zowel soennitische als sjiitische geleerden uiteindelijk tot de conclusie dat de besnijdenis van islamitische meisjes ofwel sunna (aanbevolen dus) dan wel 'verplicht' was.
Privésfeer
Dat brengt ons bij de vraag hoe bovenstaande kennis, te vinden in bijna iedere universiteitsbibliotheek in Nederland, voor het grote publiek zo lang verborgen heeft kunnen blijven. Veel onderzoekers zijn waarschijnlijk misleid door het taboe waarmee het gebruik ook in de moslimwereld zelf nog altijd wordt omgeven. Arabische bedoeïenen gebruikten niet voor niets het woord sirr ('geheim') voor vrouwenbesnijdenis. En waar de besnijdenis van jongetjes in de islamitische wereld in het openbaar wordt gevierd, speelt die van jonge meisjes zich geheel in de privésfeer af. Geen man of buitenstaander mag erbij zijn. Ook racistische vooronderstellingen zullen een rol te hebben gespeeld. Zo gingen antropologen er automatisch van uit dat een dergelijk 'barbaars' gebruik uit 'donker Afrika' afkomstig moest zijn. Nog altijd wordt door antropologen beweerd dat de term 'faraonische besnijdenis' (de meest ingrijpende vorm) op een Egyptische en dus Afrikaanse herkomst wijst. Opvallend genoeg zien de Soedanezen die deze versie toepassen dat zelf anders. Voor hen bewijst die benaming juist dat de traditie oorspronkelijk uit het nóórden komt. Uit de Arabische wereld dus. Maar de belangrijkste reden voor de onbekendheid is waarschijnlijk de huiver onder activisten dat hun strijd tegen vrouwenbesnijdenis zal worden beschouwd als een strijd tegen de islam als geheel, zodra er een link tussen die twee wordt gelegd.
Sharia-traditie
Zoiets hebben we de afgelopen decennia vaker gezien: bij djihad en islam. Politiek geïnspireerde wetenschappers, auteurs en activisten hebben zich enorm ingespannen om de relatie ertussen te ontkennen. De gedachte daarachter: als we 'islam' en 'djihad' ontkoppelen, dan kunnen we het laatste fenomeen veel effectiever bestrijden. Eén blik op het huidige Midden-Oosten is genoeg om het failliet van die redenering aan te tonen. Het bespreekbaar maken van de relatie tussen de sharia-traditie en vrouwenbesnijdenis of djihad maakt niet van iedere moslim automatisch een 'besnijder' of 'terrorist'. Waar het wel toe zal leiden is iets waar een enorme behoefte aan bestaat in onze samenleving: namelijk het vergaren van meer inzicht in het proces van identiteitsvorming door moderne moslims. Zoals bekend gebruiken velen de eeuwenoude sharia-traditie (vrij toegankelijk via internet) als grabbelton om een 'unieke', vaak expliciet niet-westerse, 'moslimidentiteit' te creëren. En daarbij zijn natuurlijk die elementen het interessantst die haaks lijken te staan op 'westerse' waarden en normen. Misschien verklaart dit waarom wereldwijd onder moslims de populariteit van vrouwenbesnijdenis lijkt toe te nemen, juist op het moment dat het gebruik volgens de statistieken áfneemt onder niet-moslims. En, ook niet onbelangrijk, het verschaft ons informatie waarmee vrouwenbesnijdenis via de rechtbank effectief kan worden bestreden. De vader van Zoë werd vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs. Bij die beslissing speelde, volgens een verslag in Trouw, mee dat hij nota bene als Nederlands-Marokkaanse born-again moslim geen overtuigend motief had. De rechter had vast anders geoordeeld als hij meer inzicht had gehad in het verband tussen de islamitische sharia-traditie, moslimse identiteitsvorming en clitoridectomie (en ook als de verdachte een 'zwarte' Afrikaan uit de officiële 'risico-categorieën' van de overheid was geweest.
Geen onderwijs
Ook de preventie zou gebaat zijn bij meer openheid over de relatie tussen vrouwenmishandeling en religieuze tradities. Vanwege het zware taboe op dit onderwerp tasten hulpverleners hier vaak in het duister. Want wat is nu precies een religieuze traditie en hoe ontwikkelt die zich? Wat voor rol speelt een dergelijke traditie in het krachtenveld van 'actoren' binnen een gezin, of een gemeenschap? Waarom worden tradities door sommigen binnen die gemeenschap bestreden en door anderen juist gepromoot? Dit leer je niet op de opleidingen voor maatschappelijk werk of op de huisartsenopleiding. Want wie zou dat moeten doen? En op basis van welke informatie? De universitaire studie van de sharia houdt zich, weet ik als sharia-docent, niet met zulke vragen bezig. Theorieën over de rol van sharia-tradities in moderne samenlevingen worden er (nog) niet ontwikkeld, laat staan toegepast. Terwijl die bijzonder waardevol zouden zijn. Als de overheid écht werk wil maken van de bestrijding van vrouwenbesnijdenis, dan zal ze universiteiten moeten stimuleren om dit thema unverfroren te gaan bestuderen. Nederland geeft vanouds prioriteit aan onderzoek naar de relatie tussen sharia en staat, of de ontwikkeling van een 'liberale islam'. Maar bij relevant onderzoek horen ook hete hangijzers, zoals de relatie tussen sharia en vrouwenbesnijdenis (en die tussen religie en eerwraak). De feiten erover zijn zoals ze zijn. Grondig onderzoek ernaar zal zeker wrijvingen opleveren. maar we hoeven niet bang te zijn dat het gesprek erover 'over de hoofden van de moslims heen' wordt gevoerd. Want veel jonge moslims - de vrouwen in nóg groteren getale dan de mannen - melden zich aan de laaglandse universiteiten. Zij kunnen, net als iedere andere betrokken Nederlander, volop deelnemen aan discussie en onderzoek.
Maurice Blessing (1968) is arabist en publiceert over geschiedenis en het Midden-Oosten. Hij doceerde sharia (islamitisch recht en moraal) aan de UvA.
.