De ene islamist is de andere niet
Bron : Trouw - door : Ghassan Dahhan - 23 januari 2016
ESSAY Hoe bestrijd je moslimterreur? Ghassan Dahhan waarschuwt tegen een populaire strategie: het steunen van gematigde islamisten. Ze zijn namelijk allemaal één pot nat.
Een oud Indiaas volksverhaal gaat over een olifant die een dorp binnenwandelt. Zes blinde dorpsbewoners weten niet wat een olifant is, en beginnen het dier te betasten. "De olifant is als een zuil", concludeert de blinde die bij de poot staat. Nee, een touw, zegt de blinde met de staart in de hand. Een muur, zegt de man die tegen de buik duwt. De blinden ruziën over hun conclusies, totdat een voorbijganger hen uitlegt dat ze ieder een ander deel van hetzelfde beest voelden. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 gebeurt in het Westen hetzelfde als in dit verhaal. De ene groep verwerpt het islamisme (het streven naar een islamitische staat), verwijzend naar de bloedige aanslagen van jihadisten; een andere groep omarmt het islamisme wegens het vreedzame karakter van sommige islamisten. Dan is er nog een groep: de deskundigen. Zoals de voorbijganger uit het verhaal de blinden moest vertellen dat ze allemaal een deel van dezelfde olifant hadden betast, moesten zij de leken vertellen wat het islamisme was. Veel experts zien terecht de enorme diversiteit binnen het islamisme en waarschuwen tegen simplistische generalisaties.
Stekeblind
In 2006 concludeerde een groep vooraanstaande islamologen en arabisten onder leiding van hoogleraar Maurits Berger: "'Het' politiek activisme blijkt niet te bestaan." Want: "Activistische politieke bewegingen zijn er in tal van gedaantes, coalities en contexten, en vormen een voertuig voor ontelbare aspiraties". Deze experts vertolkten niet de rol van de ziende voorbijganger. Ze zijn zelf stekeblind. Zij zien niet één eigenschap aan voor een geheel, zoals die Indiase blinden, maar voeren de vele eigenschappen van het islamisme aan als bewijs dat 'het' islamisme niet bestaat. Zij zien de lichaamsdelen, maar missen de olifant. Het islamisme is onder te verdelen in twee gescheiden families: de sjiitische, waaronder het Iraanse regime en de Libanese Hezbollah, en anderzijds de soennitische, waaronder IS, Al-Qaida, de Moslimbroederschap, Hamas, Ennahda-partij en de AKP in Turkije. Vooral het soennitisch islamisme staat sinds 2001 in de belangstelling, mede door het geweld van IS en Al-Qaida. Behoren zij tot een geheel? Had in het sprookje iemand de olifant een priem in zijn donder gestoken, dan had het dier door te steigeren bewezen dat de verschillende delen met elkaar in verbinding staan.
We weten dat als het sjiitische Hezbollah in problemen komt, het sjiitische Iran beweegt. Zo hielp Iran, na de oorlog in 2006 tussen Hezbollah en Israël, Hezbollah met de wederopbouw en de herbewapening. Hetzelfde zien we bij soennitische islamisten.
Steunbetuigingen
Van Moslimbroederschap tot IS, van Al-Qaida tot de AKP in Turkije: ze reageren op dezelfde pijnprikkels. Komt de Egyptische Moslimbroederschap in de knel, dan grijpen Egyptische jihadisten naar de wapens, en krijgt ze steunbetuigingen van haar broeders in Syrië, Turkije en Palestina. Toen het Islamitische Heilsfront (FIS) in Algerije - door veel westerse commentatoren beschouwd als een 'gematigde groepering' - in 1991 werd neergeslagen, volgden aanslagen van Algerijnse jihadisten en opnieuw steunbetuigingen van zijn ideologische broeders van Egypte tot Syrië. Het is geen toeval dat de leider van Al-Qaida, Ayman al-Zawahiri, zijn militante loopbaan begon bij de Egyptische Moslimbroederschap. Noch dat IS-leider Abu Bakr al-Bagdadi zijn jihadistische carrière begon bij de Iraakse Moslimbroederschap. Ook in taalgebruik lijken zij meer op elkaar dan sommige deskundigen willen zien. "Jihad is onze weg, en de dood in naam van God is ons meest verhevene ideaal" - zei niet IS-leider Al-Bagdadi, maar de Moslimbroeder en Egyptische ex-president Mohamed Morsi. Eenzelfde mechanisme kennen we in Europa: van de terreurbewegingen in Ierland en Baskenland. Deskundigen begrepen al snel dat Sinn Féin de mond, en de Ira de vuist was van het Ierse nationalisme. Geen deskundige die in de jaren tachtig voorstelde om de Ira te verslaan door Sinn Féin te versterken.
Voetbaltrainer
Maar bij islamisten bepleiten sommige experts dat wel. Je kunt het ene soort islamisten inzetten tegen het andere soort, gelooft de vooraanstaande hoogleraar Midden-Oostenstudies Farid Senzai, net als Berger. Salafisten die weliswaar het gedachtengoed van IS en Al-Qaida delen maar hun geweld afwijzen, kunnen helpen bij het bestrijden van deze jihadistische organisaties, schreef Senzai onlangs. Als niet-gewelddadige salafisten winnen in populariteit, verliezen de jihadisten. Als hij voorstelt om IS en Al-Qaida te bestrijden met hulp van 'gematigde salafisten' lijkt hij op een voetbaltrainer die de tegenpartij wil vloeren door haar een verdediger uit te lenen. Gematigde islamisten en jihadisten verschillen weliswaar van methode, maar streven hetzelfde doel na, zoals verdedigers en aanvallers verschillen maar uitkomen voor hetzelfde team. Senzai betoogt dat onder salafistische geestelijken overeenstemming bestaat 'dat het vermoorden van onschuldige mensen strikt verboden is'. Maar hebben we echt salafisten nodig om mensen uit te leggen dat het 'vermoorden van onschuldigen' verwerpelijk is? Is het niet eerder verontrustend dat in salafistische kringen gedebatteerd wordt over zaken als moord? Toch, stelt Senzai, moeten we vooral niet proberen salafisten te 'moderniseren, seculariseren of stigmatiseren': dan jagen we alleen maar meer niet-gewelddadige salafisten naar het jihadisme. Aldus bevestigen specialisten als Senzai precies wat ze ontkennen: salafisme en jihadisme zijn geen gescheiden stromingen, maar communicerende vaten. Heel onverstandig dus om de een te helpen in de strijd tegen de ander.
Oorzaak
Deze experts begaan nog een grote vergissing. Zij beschouwen het stigmatiseren van een gewelddadige ideologie als de oorzaak van de gewelddadige ideologie. Het stigmatiseren van extremisme en geweld lijkt mij een gezonde reactie. Senzai kiest ervoor om secularisme en moderniteit te stigmatiseren: die wakkeren jihadisme maar aan. Wat hij wil uitbannen is niet de ziekte, maar de behandeling. Aan een minister van justitie zou hij waarschijnlijk adviseren om criminaliteit uit te bannen door het strafrecht op te heffen. Sommige salafisten paaien het Westen met gematigde geluiden. Zo begon onlangs de salafistische strijdgroep Ahrar al-Sham uit Syrië, opgericht door een Al-Qaidalid, een pr-campagne om van haar extremistische imago af te komen. In een opiniestuk in The Washington Post pleitte ze voor een 'pluriform' Syrië, waarin de wensen van het volk gerespecteerd worden. Alras trapte de eerste Midden-Oostendeskundige erin. De Amerikaanse oud-ambassadeur in Syrië, Robert Ford, stelde voor om met de groepering te gaan praten, omdat ze duidelijk had laten zien 'geen bediende' te zijn van Al-Qaida: "Er zijn ideologische en politieke verschillen tussen hen." Ford vond dat we gematigde islamisten niet mogen aanrekenen dat ze samenwerken met Al-Qaida, ze zouden louter noodgedwongen, niet uit vrije wil, de hulp inschakelen van jihadisten.
'Voorbeeldig gelovige'
Ford, en velen met hem, verwart opportunisme met gematigdheid. In augustus stuurde dezelfde Ahrar al-Sham de Afghaanse Taliban een condoleancebericht na het overlijden van Mullah Omar. Deze Talibanleider was een 'voorbeeldig gelovige' geweest, een 'gezegende' leider die de beweging 'herinnerde aan de echte betekenis van de jihad'.
Wie houdt Ahrar al-Sham voor de gek, het Westen of de Taliban? Het antwoord is simpel: van wie de beweging het meest te verwachten heeft, het Westen. Er is geen enkele noodzaak voor een salafistische strijdgroep in Syrië om medeleven te betonen aan de Afghaanse Taliban, het komt voort uit vrije wil. Er is voor Ahrar al-Sham wel een noodzaak om te praten met het Westen: hun hongerige maag. De toegeeflijkheid van deskundigen die meer vertrouwen op het woord van islamisten dan op hun eigen gezonde verstand is gevaarlijk. Maar wat de propagandastunt van Ahrar al-Sham bovendien laat zien, is dat islamisten onze westerse samenlevingen beter begrijpen dan onze experts de hunne. Terwijl de expert denkt dat hij de islamist bestudeert, wordt hij zonder het te weten zelf bestudeerd.
Opportunistische elementen
Tot welke ramp het aanbrengen van een onderscheid tussen salafisten kan leiden, zagen we in Irak. De Amerikaanse generaal Petraeus bedacht in 2009 een naar eigen zeggen intelligent plan om IS in Irak te verslaan. Hij zette de opportunistische elementen binnen IS op tegen de onbuigzame en voorzag hen van geld en wapens. Het enige wat ze hoefden te doen was die te richten op hun voormalige kameraden. IS was zo goed als dood. Petraeus leek de man die IS op de knieën had gebracht. Maar na het vertrek van de Amerikanen in 2011, nam de geschiedenis een voorspelbare wending: de opportunistische jihadisten liepen om dezelfde opportunistische redenen over naar IS en namen hun wapens mee. Petraeus had de wedijver tussen islamisten voor vijandigheid versleten. Hij had hun onderlinge competitie aangewakkerd, geen dodelijke haat. En daardoor werd IS sterker dan ooit. Hetzelfde geldt voor de verhoudingen tussen de jihadistische bewegingen in Syrië. Zij bevechten elkaar niet vanwege elkaars gedachtengoed, maar om de rangorde binnen het islamistische geheel. Terrorismedeskundigen zijn ook verblind door het idee dat je jihadisten kunt verslaan door de 'voedingsbodem' weg te nemen - onrecht, armoede, onderdrukking. Stop de harde aanpak van salafisten, versterk de rechtsstaat en investeer in de economie, en de jihadisten houden op te bestaan, is de gedachte.
Andere vorm van onderdrukking
Maar de visie dat islamisten vechten tegen onrecht of onderdrukking berust op de misvatting dat zij tegen, in plaats van voor een zaak vechten. Islamisten hebben niet zozeer de strijd tegen seculiere regimes tot doel, als wel de vestiging van een kalifaat. En ze strijden niet tegen onderdrukking, maar voor een andere vorm van onderdrukking. Want hoe kan het verkrachten van honderden Yezidivrouwen of het werpen van homoseksuelen van gebouwen door IS een reactie zijn op onrecht? Hoe kan het onthoofden van Ethiopische christenen op een Libisch strand een antwoord zijn op het geweld in Syrië? Is het wurgen van vrouwen op een marktplein of het doorsnijden van kelen van intellectuelen werkelijk een reactie op uitsluiting van het politieke proces? Het geweld dat islamisten toepassen komt niet voort uit onrecht dat hun is aangedaan. Nee, ze zijn kwaad dat hun de middelen zijn ontnomen om zelf onrecht te plegen. De voedingsbodemtheorie is ook op een ander punt problematisch. Hoewel sociaal-economische factoren beslist bijdragen aan de groei van islamistische bewegingen, kun je een probleem lang niet altijd langs dezelfde weg oplossen. Een gevolg staat op een gegeven moment los van zijn oorzaak.
Verwevenheid
Zo droeg de vernedering van Duitsland door Frankrijk na de Eerste Wereldoorlog bij aan de opkomst van het nazisme, maar de overgave van Frankrijk droeg niet bij aan de vernietiging van het nazisme. Hetzelfde geldt voor het islamisme: de Amerikaanse bezetting van Irak droeg bij aan de opkomst van IS, maar het einde van de Amerikaanse bezetting van Irak leidde niet tot de val van IS. Gelukkig gaan in het Westen hier en daar de ogen open. Zo waarschuwde de Britse denktank Centre on Religion and Geopolitics westerse beleidsmakers voor de verwevenheid tussen islamistische clubs in Syrië. De val van IS staat niet gelijk aan de val van het jihadisme: "Westerse pogingen om de rebellie onder te verdelen tussen gematigden en radicalen stuitten vaak op problemen. Hun overlap is eindeloos. En als IS is verslagen, dan staan er minstens 65.000 andere salafistische strijders klaar", schrijven de Britse onderzoekers in hun rapport. "Het grootste gevaar voor de internationale gemeenschap zijn de groeperingen die de ideologie van IS delen, maar worden ontzien in de strijd tegen de beweging." Dit rapport gaat alleen over Syrië. Maar even zo goed kunnen we ervan uitgaan dat ieder beleid inzake Al-Qaida en IS tevens ons beleid jegens de Moslimbroederschap en aanverwante organisaties vastlegt. De ogen gaan ook open bij de Britse regering, die onlangs in een onderzoek stelde dat de Moslimbroederschap geweld niet zozeer schuwt uit overtuiging, als wel uit 'slimme berekening': "Segmenten van de Moslimbroederschap hebben een bijzonder dubbelzinnige relatie met gewelddadige extremisme."
Toegeeflijkheid
Als we al deze onderdelen van het islamisme in ogenschouw nemen, zien we dat het een veelkoppig monster is, en veel omvangrijker dan IS en Al-Qaida. Met toegeeflijkheid zal het Westen zijn vijand niet verslaan. Met toegeeflijkheid heeft het juist zijn vijand versterkt. In Afghanistan leidde de steun aan jihadisten in de jaren tachtig tot de overwinning van de Taliban en het ontstaan van Al-Qaida. Eén les heeft het Westen (minus Petraeus) daaruit wel geleerd: steun geen jihadisten. Twee andere lessen zijn nog niet getrokken. Eén: ga niet met salafisten in zee. Twee: pas op met het ondermijnen van seculiere regimes in de moslimwereld. In Syrië bewapent het Westen groeperingen die de omverwerping van het regime tot doel hebben, in Libië hielp het bij de omverwerping van Kadafi en in Irak wierp het eigenhandig Saddam omver. Het resultaat: honderdduizenden jihadisten kregen vrij spel. Trek hieruit niet de verkeerde conclusie, namelijk dat het Westen seculiere dictaturen moet steunen om salafisten te bestrijden. Het Syrische en het Egyptische regime weten prima raad met salafisten, ook zonder onze medewerking. Maar als we Assad en Sisi tegenwerken, lukt het ze misschien niet.
Het Westen hoeft dan ook maar één ding te doen: hou je erbuiten.
.
Bron : Trouw - door : Ghassan Dahhan - 23 januari 2016
ESSAY Hoe bestrijd je moslimterreur? Ghassan Dahhan waarschuwt tegen een populaire strategie: het steunen van gematigde islamisten. Ze zijn namelijk allemaal één pot nat.
Een oud Indiaas volksverhaal gaat over een olifant die een dorp binnenwandelt. Zes blinde dorpsbewoners weten niet wat een olifant is, en beginnen het dier te betasten. "De olifant is als een zuil", concludeert de blinde die bij de poot staat. Nee, een touw, zegt de blinde met de staart in de hand. Een muur, zegt de man die tegen de buik duwt. De blinden ruziën over hun conclusies, totdat een voorbijganger hen uitlegt dat ze ieder een ander deel van hetzelfde beest voelden. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 gebeurt in het Westen hetzelfde als in dit verhaal. De ene groep verwerpt het islamisme (het streven naar een islamitische staat), verwijzend naar de bloedige aanslagen van jihadisten; een andere groep omarmt het islamisme wegens het vreedzame karakter van sommige islamisten. Dan is er nog een groep: de deskundigen. Zoals de voorbijganger uit het verhaal de blinden moest vertellen dat ze allemaal een deel van dezelfde olifant hadden betast, moesten zij de leken vertellen wat het islamisme was. Veel experts zien terecht de enorme diversiteit binnen het islamisme en waarschuwen tegen simplistische generalisaties.
Stekeblind
In 2006 concludeerde een groep vooraanstaande islamologen en arabisten onder leiding van hoogleraar Maurits Berger: "'Het' politiek activisme blijkt niet te bestaan." Want: "Activistische politieke bewegingen zijn er in tal van gedaantes, coalities en contexten, en vormen een voertuig voor ontelbare aspiraties". Deze experts vertolkten niet de rol van de ziende voorbijganger. Ze zijn zelf stekeblind. Zij zien niet één eigenschap aan voor een geheel, zoals die Indiase blinden, maar voeren de vele eigenschappen van het islamisme aan als bewijs dat 'het' islamisme niet bestaat. Zij zien de lichaamsdelen, maar missen de olifant. Het islamisme is onder te verdelen in twee gescheiden families: de sjiitische, waaronder het Iraanse regime en de Libanese Hezbollah, en anderzijds de soennitische, waaronder IS, Al-Qaida, de Moslimbroederschap, Hamas, Ennahda-partij en de AKP in Turkije. Vooral het soennitisch islamisme staat sinds 2001 in de belangstelling, mede door het geweld van IS en Al-Qaida. Behoren zij tot een geheel? Had in het sprookje iemand de olifant een priem in zijn donder gestoken, dan had het dier door te steigeren bewezen dat de verschillende delen met elkaar in verbinding staan.
We weten dat als het sjiitische Hezbollah in problemen komt, het sjiitische Iran beweegt. Zo hielp Iran, na de oorlog in 2006 tussen Hezbollah en Israël, Hezbollah met de wederopbouw en de herbewapening. Hetzelfde zien we bij soennitische islamisten.
Steunbetuigingen
Van Moslimbroederschap tot IS, van Al-Qaida tot de AKP in Turkije: ze reageren op dezelfde pijnprikkels. Komt de Egyptische Moslimbroederschap in de knel, dan grijpen Egyptische jihadisten naar de wapens, en krijgt ze steunbetuigingen van haar broeders in Syrië, Turkije en Palestina. Toen het Islamitische Heilsfront (FIS) in Algerije - door veel westerse commentatoren beschouwd als een 'gematigde groepering' - in 1991 werd neergeslagen, volgden aanslagen van Algerijnse jihadisten en opnieuw steunbetuigingen van zijn ideologische broeders van Egypte tot Syrië. Het is geen toeval dat de leider van Al-Qaida, Ayman al-Zawahiri, zijn militante loopbaan begon bij de Egyptische Moslimbroederschap. Noch dat IS-leider Abu Bakr al-Bagdadi zijn jihadistische carrière begon bij de Iraakse Moslimbroederschap. Ook in taalgebruik lijken zij meer op elkaar dan sommige deskundigen willen zien. "Jihad is onze weg, en de dood in naam van God is ons meest verhevene ideaal" - zei niet IS-leider Al-Bagdadi, maar de Moslimbroeder en Egyptische ex-president Mohamed Morsi. Eenzelfde mechanisme kennen we in Europa: van de terreurbewegingen in Ierland en Baskenland. Deskundigen begrepen al snel dat Sinn Féin de mond, en de Ira de vuist was van het Ierse nationalisme. Geen deskundige die in de jaren tachtig voorstelde om de Ira te verslaan door Sinn Féin te versterken.
Voetbaltrainer
Maar bij islamisten bepleiten sommige experts dat wel. Je kunt het ene soort islamisten inzetten tegen het andere soort, gelooft de vooraanstaande hoogleraar Midden-Oostenstudies Farid Senzai, net als Berger. Salafisten die weliswaar het gedachtengoed van IS en Al-Qaida delen maar hun geweld afwijzen, kunnen helpen bij het bestrijden van deze jihadistische organisaties, schreef Senzai onlangs. Als niet-gewelddadige salafisten winnen in populariteit, verliezen de jihadisten. Als hij voorstelt om IS en Al-Qaida te bestrijden met hulp van 'gematigde salafisten' lijkt hij op een voetbaltrainer die de tegenpartij wil vloeren door haar een verdediger uit te lenen. Gematigde islamisten en jihadisten verschillen weliswaar van methode, maar streven hetzelfde doel na, zoals verdedigers en aanvallers verschillen maar uitkomen voor hetzelfde team. Senzai betoogt dat onder salafistische geestelijken overeenstemming bestaat 'dat het vermoorden van onschuldige mensen strikt verboden is'. Maar hebben we echt salafisten nodig om mensen uit te leggen dat het 'vermoorden van onschuldigen' verwerpelijk is? Is het niet eerder verontrustend dat in salafistische kringen gedebatteerd wordt over zaken als moord? Toch, stelt Senzai, moeten we vooral niet proberen salafisten te 'moderniseren, seculariseren of stigmatiseren': dan jagen we alleen maar meer niet-gewelddadige salafisten naar het jihadisme. Aldus bevestigen specialisten als Senzai precies wat ze ontkennen: salafisme en jihadisme zijn geen gescheiden stromingen, maar communicerende vaten. Heel onverstandig dus om de een te helpen in de strijd tegen de ander.
Oorzaak
Deze experts begaan nog een grote vergissing. Zij beschouwen het stigmatiseren van een gewelddadige ideologie als de oorzaak van de gewelddadige ideologie. Het stigmatiseren van extremisme en geweld lijkt mij een gezonde reactie. Senzai kiest ervoor om secularisme en moderniteit te stigmatiseren: die wakkeren jihadisme maar aan. Wat hij wil uitbannen is niet de ziekte, maar de behandeling. Aan een minister van justitie zou hij waarschijnlijk adviseren om criminaliteit uit te bannen door het strafrecht op te heffen. Sommige salafisten paaien het Westen met gematigde geluiden. Zo begon onlangs de salafistische strijdgroep Ahrar al-Sham uit Syrië, opgericht door een Al-Qaidalid, een pr-campagne om van haar extremistische imago af te komen. In een opiniestuk in The Washington Post pleitte ze voor een 'pluriform' Syrië, waarin de wensen van het volk gerespecteerd worden. Alras trapte de eerste Midden-Oostendeskundige erin. De Amerikaanse oud-ambassadeur in Syrië, Robert Ford, stelde voor om met de groepering te gaan praten, omdat ze duidelijk had laten zien 'geen bediende' te zijn van Al-Qaida: "Er zijn ideologische en politieke verschillen tussen hen." Ford vond dat we gematigde islamisten niet mogen aanrekenen dat ze samenwerken met Al-Qaida, ze zouden louter noodgedwongen, niet uit vrije wil, de hulp inschakelen van jihadisten.
'Voorbeeldig gelovige'
Ford, en velen met hem, verwart opportunisme met gematigdheid. In augustus stuurde dezelfde Ahrar al-Sham de Afghaanse Taliban een condoleancebericht na het overlijden van Mullah Omar. Deze Talibanleider was een 'voorbeeldig gelovige' geweest, een 'gezegende' leider die de beweging 'herinnerde aan de echte betekenis van de jihad'.
Wie houdt Ahrar al-Sham voor de gek, het Westen of de Taliban? Het antwoord is simpel: van wie de beweging het meest te verwachten heeft, het Westen. Er is geen enkele noodzaak voor een salafistische strijdgroep in Syrië om medeleven te betonen aan de Afghaanse Taliban, het komt voort uit vrije wil. Er is voor Ahrar al-Sham wel een noodzaak om te praten met het Westen: hun hongerige maag. De toegeeflijkheid van deskundigen die meer vertrouwen op het woord van islamisten dan op hun eigen gezonde verstand is gevaarlijk. Maar wat de propagandastunt van Ahrar al-Sham bovendien laat zien, is dat islamisten onze westerse samenlevingen beter begrijpen dan onze experts de hunne. Terwijl de expert denkt dat hij de islamist bestudeert, wordt hij zonder het te weten zelf bestudeerd.
Opportunistische elementen
Tot welke ramp het aanbrengen van een onderscheid tussen salafisten kan leiden, zagen we in Irak. De Amerikaanse generaal Petraeus bedacht in 2009 een naar eigen zeggen intelligent plan om IS in Irak te verslaan. Hij zette de opportunistische elementen binnen IS op tegen de onbuigzame en voorzag hen van geld en wapens. Het enige wat ze hoefden te doen was die te richten op hun voormalige kameraden. IS was zo goed als dood. Petraeus leek de man die IS op de knieën had gebracht. Maar na het vertrek van de Amerikanen in 2011, nam de geschiedenis een voorspelbare wending: de opportunistische jihadisten liepen om dezelfde opportunistische redenen over naar IS en namen hun wapens mee. Petraeus had de wedijver tussen islamisten voor vijandigheid versleten. Hij had hun onderlinge competitie aangewakkerd, geen dodelijke haat. En daardoor werd IS sterker dan ooit. Hetzelfde geldt voor de verhoudingen tussen de jihadistische bewegingen in Syrië. Zij bevechten elkaar niet vanwege elkaars gedachtengoed, maar om de rangorde binnen het islamistische geheel. Terrorismedeskundigen zijn ook verblind door het idee dat je jihadisten kunt verslaan door de 'voedingsbodem' weg te nemen - onrecht, armoede, onderdrukking. Stop de harde aanpak van salafisten, versterk de rechtsstaat en investeer in de economie, en de jihadisten houden op te bestaan, is de gedachte.
Andere vorm van onderdrukking
Maar de visie dat islamisten vechten tegen onrecht of onderdrukking berust op de misvatting dat zij tegen, in plaats van voor een zaak vechten. Islamisten hebben niet zozeer de strijd tegen seculiere regimes tot doel, als wel de vestiging van een kalifaat. En ze strijden niet tegen onderdrukking, maar voor een andere vorm van onderdrukking. Want hoe kan het verkrachten van honderden Yezidivrouwen of het werpen van homoseksuelen van gebouwen door IS een reactie zijn op onrecht? Hoe kan het onthoofden van Ethiopische christenen op een Libisch strand een antwoord zijn op het geweld in Syrië? Is het wurgen van vrouwen op een marktplein of het doorsnijden van kelen van intellectuelen werkelijk een reactie op uitsluiting van het politieke proces? Het geweld dat islamisten toepassen komt niet voort uit onrecht dat hun is aangedaan. Nee, ze zijn kwaad dat hun de middelen zijn ontnomen om zelf onrecht te plegen. De voedingsbodemtheorie is ook op een ander punt problematisch. Hoewel sociaal-economische factoren beslist bijdragen aan de groei van islamistische bewegingen, kun je een probleem lang niet altijd langs dezelfde weg oplossen. Een gevolg staat op een gegeven moment los van zijn oorzaak.
Verwevenheid
Zo droeg de vernedering van Duitsland door Frankrijk na de Eerste Wereldoorlog bij aan de opkomst van het nazisme, maar de overgave van Frankrijk droeg niet bij aan de vernietiging van het nazisme. Hetzelfde geldt voor het islamisme: de Amerikaanse bezetting van Irak droeg bij aan de opkomst van IS, maar het einde van de Amerikaanse bezetting van Irak leidde niet tot de val van IS. Gelukkig gaan in het Westen hier en daar de ogen open. Zo waarschuwde de Britse denktank Centre on Religion and Geopolitics westerse beleidsmakers voor de verwevenheid tussen islamistische clubs in Syrië. De val van IS staat niet gelijk aan de val van het jihadisme: "Westerse pogingen om de rebellie onder te verdelen tussen gematigden en radicalen stuitten vaak op problemen. Hun overlap is eindeloos. En als IS is verslagen, dan staan er minstens 65.000 andere salafistische strijders klaar", schrijven de Britse onderzoekers in hun rapport. "Het grootste gevaar voor de internationale gemeenschap zijn de groeperingen die de ideologie van IS delen, maar worden ontzien in de strijd tegen de beweging." Dit rapport gaat alleen over Syrië. Maar even zo goed kunnen we ervan uitgaan dat ieder beleid inzake Al-Qaida en IS tevens ons beleid jegens de Moslimbroederschap en aanverwante organisaties vastlegt. De ogen gaan ook open bij de Britse regering, die onlangs in een onderzoek stelde dat de Moslimbroederschap geweld niet zozeer schuwt uit overtuiging, als wel uit 'slimme berekening': "Segmenten van de Moslimbroederschap hebben een bijzonder dubbelzinnige relatie met gewelddadige extremisme."
Toegeeflijkheid
Als we al deze onderdelen van het islamisme in ogenschouw nemen, zien we dat het een veelkoppig monster is, en veel omvangrijker dan IS en Al-Qaida. Met toegeeflijkheid zal het Westen zijn vijand niet verslaan. Met toegeeflijkheid heeft het juist zijn vijand versterkt. In Afghanistan leidde de steun aan jihadisten in de jaren tachtig tot de overwinning van de Taliban en het ontstaan van Al-Qaida. Eén les heeft het Westen (minus Petraeus) daaruit wel geleerd: steun geen jihadisten. Twee andere lessen zijn nog niet getrokken. Eén: ga niet met salafisten in zee. Twee: pas op met het ondermijnen van seculiere regimes in de moslimwereld. In Syrië bewapent het Westen groeperingen die de omverwerping van het regime tot doel hebben, in Libië hielp het bij de omverwerping van Kadafi en in Irak wierp het eigenhandig Saddam omver. Het resultaat: honderdduizenden jihadisten kregen vrij spel. Trek hieruit niet de verkeerde conclusie, namelijk dat het Westen seculiere dictaturen moet steunen om salafisten te bestrijden. Het Syrische en het Egyptische regime weten prima raad met salafisten, ook zonder onze medewerking. Maar als we Assad en Sisi tegenwerken, lukt het ze misschien niet.
Het Westen hoeft dan ook maar één ding te doen: hou je erbuiten.
.