Onderzoek naar een groep zegt bar weinig over dat ene individu
Bron: trouw.nl - door: Asha ten Broeke - 30 juli 2012
© ANP. Hersenen die worden bewaard voor onderzoeksdoeleinden.
COLUMN - Het werk van de rechter is er niet eenvoudiger op geworden. Onderzoekers hebben nu definitief gehakt gemaakt van de gedachte dat je op betrouwbare wijze iets kunt zeggen over de recidivekansen van de crimineel. Hooguit is er iets zinnigs te melden over het gemiddelde risico van bepaalde misdadige subgroepen. Maar over individuele gevallen, nee.
Het verbaasde me dat dit nog nieuws is. Het is in de wetenschap immers een standaard-voorbehoud: voor groepen behaalde resultaten bieden geen garantie voor het individu. Evenmin hoeft iets dat het individu helpt, doet of overkomt, iets te zeggen over de grotere groep. Dat ome Kees van de buren elke dag een pakje shag rookte en toch 102 werd, betekent niet dat sigaretten ongevaarlijk zijn. En dat meisjes gemiddeld iets beter zijn in taal dan jongens, maakt de dames niet allemaal tot kleine Mulischjes.
Dat schakelen tussen de groep en de persoon, daar zijn mensen van nature niet bijster goed in. Het vereist ook twee heel andere manieren van nadenken. Over een groep denken we na in de vorm van psychologische vuistregels. Dit is het terrein van de statistische algemeenheden die wetenschappelijke onderzoeken vaak vaststellen: 'Zedendelinquenten lopen grote kans weer in de fout te gaan' en 'Mannen scoren iets beter op ruimtelijk inzicht dan vrouwen'.
Verleggen we de aandacht naar het individu, dan treedt (als het goed is) een ander denksysteem in werking. Dan gebruiken we geen vuistregels, maar inlevingsvermogen.
Uit een mooi breinonderzoek van psycholoog Nicole Speer bleek hoe dat van binnen gaat. In een hersenscanner kregen proefpersonen een verhaal te lezen, terwijl een computer een opname van hun hersenactiviteit maakte.
Het brein van de proefpersonen reageerde alsof ze alles waarover ze lazen, ook zélf deden en voelden. Deed de hoofdpersoon het licht aan, dan werden in hun breinen de gebiedjes actief die ze zelf ook zouden gebruiken als ze thuis het lichtknopje zouden indrukken. Een persoonlijk verhaal stelt ons in staat om letterlijk in het hoofd van een ander te kruipen.
Het door elkaar halen van deze verschillende manieren van denken en verwerken zorgt voor allerlei ellende. Pas je een vuistregel toe op een individu - zoals naar men vreesde in de rechtbank gebeurde bij de recidive-inschattingen - dan ben je aan het stereotyperen. Maar verhef je een aansprekend verhaal tot algemeen groepseffect, dan loop je kans de grootst mogelijk onzin tot feit te verklaren. Zoals wanneer je op basis van de uitzonderlijk veerkrachtige longen van ome Kees besluit dat de medische stand het mis heeft en het echt niet erg is om er nog eentje op te steken.
Ik vind het nog steeds erg merkwaardig dat in dit land kinderen op school niet leren over dit soort denkfouten, en hoe je ze kunt vermijden. Het kan in één les gepiept zijn: statistieken zeggen iets over een groep, verhalen iets over een persoon, en tenzij er zwaarwegende redenen zijn, kun je deze twee beter niet door elkaar halen.